This website uses cookies so that we can provide you with the best user experience possible. Cookie information is stored in your browser and performs functions such as recognising you when you return to our website and helping our team to understand which sections of the website you find most interesting and useful.
Superheld of Hema-meisje?
Hoe kijk jij naar mensen met het syndroom van Down? Wat zie je? En welke woorden gebruik je daarbij? Dat is de centrale vraag van “Untitled”, een videoinstallatie van kunstenaar Jan Hoek en theatermaker Eva Knibbe, die je tot het einde van het jaar gratis kunt bekijken in Museum de Geest. Ga dat zien, zeker als je iets met marketing, media en reclame doet. Wij zijn immers medebepalend voor de beeldvorming rondom het syndroom van Down.
“Woorden bepalen hoe je kijkt én wat je ziet” is een zin die mij bijblijft uit dit werk. Onze woorden vormen de wereld waarin zij leven: duivelskind, mongool, debiel, clown, knuffelbeer. Welke woorden gebruiken wij eigenlijk binnen ons vakgebied? Tijdens het jaarlijkse Cannes Lions International Festival of Creativity won de campagne “Assume That I Can” maar liefst zeven Lions. Het wordt beschouwd als een van de meest stijlvolle, uitdagende en vreugdevolle campagnes van het jaar. Door de stereotypen en vooroordelen aan te pakken die het leven van mensen met het syndroom van Down beïnvloeden, riep “Assume That I Can” op tot een mentaliteitsverandering die vooroordelen zou kunnen beëindigen.
Als vader van een meisje met het syndroom van Down sta ik uiteraard achter deze boodschap, maar ik heb moeite met de (creatieve) uitvoering ervan, omdat die teveel gericht is op prestaties. De urgentie voor inclusiviteit omdat het mensen in staat stelt om meer uit zichzelf te halen, is wat mij betreft de verkeerde urgentie. Ook zonder bijzondere prestatie zou je een gelijkwaardige positie in de samenleving moeten hebben. Omdat je er als mens bent, zou voldoende moeten zijn voor een gelijkwaardige sociale positie.
Deze dualiteit zie je bijvoorbeeld goed in het onderwijs: uit onderzoek blijkt dat kinderen met het syndroom van Down in het regulier onderwijs beter presteren dan kinderen in het speciaal onderwijs. Tegelijkertijd staan zij vaak laag in de rangorde in de klas, worden uitgesloten en hebben vooral interactie met de leerkracht in plaats van met de leerlingen in de klas. Daarom kiezen veel ouders uiteindelijk toch weer voor speciaal onderwijs, vanwege dat sociale aspect.
Het is goed dat exceptionele mensen zoals de actrice Madeson Tevlin, Chris Nikic of Marta Sodano een podium krijgen. Maar tegelijkertijd wekt dit de indruk dat zij representatief zijn voor de hele populatie van mensen met Down. Het lijkt alsof we mensen met Down als potentiële superhelden zien wiens krachten unlocked zullen worden als wij onze stereotyperingen doorbreken. Maar mensen zoals deze actrice kun je echt op één hand tellen.
Dat zorgt er niet alleen voor dat de prestatiegerichte maatschappij teveel gaat verwachten van mensen met Down, maar ook dat ouders met een kind met Down de verkeerde beeldvorming meekrijgen. Ook ik krijg regelmatig linkjes doorgestuurd naar mensen met Down die regisseur, fotomodel of ondernemer zijn geworden. Al is het goed bedoeld, het leidt ertoe dat ouders denken of hopen dat hun kind zal opgroeien en ook daartoe in staat zal zijn. Maar dat is gewoon niet iedereen gegund en voor ouders confronterend.
Toch zijn er voldoende voorbeelden van campagnes die wat mij betreft wel ‘de juiste woorden’ gebruiken. Een van de mooiste voorbeelden vind ik nog steeds het meisje Elise, het eerste meisje met Down in een Hema-folder. Elise wordt zo normaal afgebeeld dat HEMA er bijna geen statement mee lijkt te willen maken, maar toch positieve aandacht vraagt voor het syndroom van Down. En dat ze een gewoon onderdeel zijn van deze samenleving. Je wint er geen Cannes Lion mee, maar het is wel eerlijk. Laten we daar eens mee beginnen.
Auteur: Selfet Köse, Strategy Consultant UM